Het is een beetje aftellen deze dagen, vlak voor de verschijning van het boek. Ik probeer terug te halen hoe die jaren van schrijven zijn geweest. Er waren maanden dat het werk aan Het Boschhuis stil lag. Omdat het reguliere rooster het niet toe liet om dagenlang achter de laptop te zitten. Vaak schreef ik thuis, maar de laatste maanden veelal bij vrienden die me een schrijfhok leverden. Daar zat ik zonder afleiding, zonder aanvechting even tussen door een was te draaien of een heg te snoeien. Ik herinner me deze dagen ineens weer die zomervakantie dat ik achterbleef op het Hogeland. De rest van de familie ging terug naar huis en ik bleef in Groningen en schreef aan het eerste deel. Buiten werd geoogst. Geregeld maakte ik een rondje, de wierde op, even langs het middeleeuwse kerkje en soms was er de beloning: een avond eet-lezen in het restaurant in de molen in Onderdendam. Nee, die ster hadden ze toen nog niet. Regelmatig ging ik tot diep in de avond door. Op een keer schoof er langs het raam een combine. Voor even liet ik mijn overgrootvader de tabakker voor wie hij was.
De jaren van schrijven
