Ze komt na afloop van de lezing in Museum de Buitenplaats in Eelde bij me. Ik sta nog bij de lessenaar en signeer. Staand, dat is het plezierigst, leert de ervaring. Zo kan ik mensen in de ogen kijken. En luisteren naar hun verhalen. Vaak heel indringende. Het schrift dat ik bij me heb raakt gevuld. Met namen, mailadressen, telefoonnummers. De gedachte wordt steeds dwingender:”daar moet ik later iets mee doen”, een kleine variant op de opdracht die mijn moeder indirect gaf toen ze met mij het archief van mijn grootvader bekeek.
Foto
De oude dame bij de lessenaar rommelt in haar damestas. Ze is meegekomen met haar dochter. “Ik las dat u in Eelde sprak en ik dacht: daar mòet ik bij zijn.” Uit een enveloppe haalt ze iets ongelooflijks. “Kent u hem?” vraagt ze. Maar natuurlijk ken ik de foto. Ik heb hem. Alleen sta ik er zelf niet op, ik was nog niet geboren. Het zijn mijn nichtjes en neven rond de tafel in de achterkamer van het Boschhuis. Links het luikje, dat zo tot de verbeelding sprak. En waar ik wel eens “winkeltje” mee speelde. Daar werden de dekschalen door aangereikt. Met oma’s spinazie met “soldaatjes”, de geroosterde reepjes brood, of wentelteefjes, of griesmeelpudding met bessensap. In die kamer hebben ze de laatste uren in het huis, in oude staat, in november 1944 doorgebracht. En zijn gevlucht toen ze de kans kregen omdat het toezicht van de bewaking even verslapte.
Zeeuws-Vlaanderen
Ik heb de foto vaak bekeken. Aan het hoofd van de tafel mijn jongste nichtje, een peuter nog, ze zit op schoot bij een vrouw. Een onbekende jonge vrouw. Vaak heb ik me afgevraagd wie ze toch was. Het is de vrouw die nu voor me staat. Ruim zestig jaar later. “Dat ben ik” zegt ze met triomf in haar stem. De rij bij de lessenaar is lang, maar ik heb de neiging te gaan zitten en met haar verder te praten. Sara Kornelis uit Zuidzande, in Zeeuws-Vlaanderen, ze was hulp in de huishouding bij mijn oom Frans ter Beek en zijn vrouw Ans. “Ik heb je moeder nog gekend.” zegt ze en ik moet slikken. “En je opa en oma natuurlijk.” Er is amper tijd, toch ziet ze kans in een oogwenk mijn grootvader te typeren. Ze had mijn grootmoeder geholpen in de keuken en liep naar de garage waar hij bezig was met een klusje. “We kunnen eten” had ze gezegd en werd onmiddellijk door mijn grootvader op haar vingers getikt. “Mag ik u vragen aan tafel te komen?” had ze moeten zeggen.
Canadese jongens
Ik schrijf een opdracht in haar boek. En er wordt een foto gemaakt. Samen, met haar dochter en haar vriendinnen. Dan schuif ik weer snel achter de lessenaar. Hoor nieuwe verhalen. Over een politieman in het verzet. Hij werd in Westerbork gefusilleerd. Over de maanden na de bevrijding en de Canadese jongens die het leven van Groningse meisjes voorgoed veranderden. Bij Sara ga ik binnenkort langs. Al was het alleen al voor de verhalen over mijn moeder.