In het groen, blauw en soms met opdruk zijn ze er. Een zaterdag in het park begint met het uitvouwen van het zeil. Veel vaders halen in wat ze de rest van de week misten. Een jongeman in een Keith Haring shirt wandelt over het pad langs het grasveld, een hand beschermend op de rug van de baby op zijn buik, in de draagzak. Een ander ligt op het zeil en tilt zijn kirrende baby boven zijn hoofd. Zes meisjes studeren een dansje in, giechelend als het voor de zoveelste keer over moet. Een vrouw laat een hond uit, als hij plast haalt ze een fles uit haar tas en spoelt de plek waar hij heeft gewaterd na.
Monnik
Bankjes worden langdurig bezet. Door een jongen met een meisje op zijn schoot, beiden in schooluniform. Door een prachtige bruine Japanner. Met ontbloot bovenlijf is hij een van de weinigen die zont. Want de oude dame bijvoorbeeld die langs komt heeft de mouwen van haar vest over haar polsen getrokken, draagt zwarte handschoenen en een hoedje dat haar gelaat in de schaduw houdt. Ik blijf op mijn bankje zitten om te kijken, er gebeurt zo veel. Het zoontje van de verveelde moeder verderop die vooral bezig is met haar mobiel, terwijl het ventje, met een netje achter vlinders aanrent.
Twee jongens spreken me aan, ze dragen tassen en hun missie is me eerst niet duidelijk. Leden van een sekte die komen bekeren? De eerste ochtend bij de tempel trapte ik er in. Een monnik in bruine pij schoot uit het niets tevoorschijn, bood me iets aan dat op een bidprentje leek, vroeg om een krabbel op een lijst waarmee ik verklaarde erg voor de vrede te zijn en vroeg toen, alsof het om een geheime transactie ging, tienduizend yen. Ik gaf hem duizend yen en hij verdween even snel als hij weer was opgedoken. Misschien ook om de toevallig langsrijdende politieauto.
Absurdistisch straattheater
De twee jongens leggen in moeizaam Engels uit waar ze mee bezig zijn. Eén van heeft een klembord bij zich en een laat een tekst zien. Voor een firma doen ze onder buitenlanders onderzoek naar de Japanse tissues en toiletpapier. Het lijkt absurdistisch straattheater. Eerst wordt me een houder voorgehouden. Zijn de tissues snel en soepel genoeg uit de doos te halen? En wat vind ik van de zachtheid van de zakdoek zelf? Toiletpapier in Japan, met de opdruk van een veldbloemetje, naar alle tevredenheid? Ik vul in en ze buigen voorover om te zien wat ik schrijf en zoeken de woorden op in een woordenboek op hun tablet. “Hai, hai!” ze zijn tevreden over de hoeveelheid tekst die ik noteer. Als bedankje krijg ik een pakje tissues, van die vochtige die in veel restaurants de traditionele doekjes vervangen.
Gepiep
Een bij van een model dat ik niet ken gaat de bloemen in een perkje af. Gepiep klinkt. Er komt een peutertje aan met de wankele stapjes van een kind dat net heeft leren lopen. Als de schoentjes neerkomen doen de zolen “piep”. Stralend piept ze in de armen van haar de moeder.Op het grasveld wekt een nieuwe groep bezoekers de hilariteit van de kinderen. Ze kijken toe hoe er yogales wordt gegeven. Een vrouw met een bovenlijf dat van elastiek lijkt doet voor. De klas volgt. In kleermakerszit moeten ze hun tong uit steken. Eerst recht vooruit, dan schuin vanuit de mondhoek. Als toe zijn aan het losmaken van de nek worden de eerste matjes al weer opgevouwen.