Eigenzinnig meisje van de veendijk

Een lijstje houd ik bij met plekken die me tijdens mijn werk bevielen en waar ik nog eens naar toe wil. Zonder de haast van interviews maken, shots draaien en de uitzending halen.
Gisteren voegde ik er een bestemming aan toe.
De Enkele Wiericke.
Alleen om die poëtische naam al. Een eeuwenoud kanaal dat ik niet kende. Net zoals ik onbekend was met het fenomeen hoefslagpalen. Ze staan op de veendijk langs dat water. Geven het dijkvak aan dat de aanwonende geacht werden te onderhouden.
Ik ga er binnenkort heen met een van mijn geliefden. Die wel eens klagen over mijn drang altijd maar te willen lopen. Desnoods ga ik alleen. Auto neerzetten in een dorp in de buurt en een wandelroute volgen.

Ik maakte er een reportage over scheurende veendijken. In het land van mijn overgrootmoeder Maria Cornelia de Vor.
Ze kwam uit Waarder. Ik reed er doorheen, op weg naar de dijk. Een klein centrum met een fraaie kerk en nogal wat nieuwbouw. Wat was dat meisje uit het dorp bij de veendijken eigenzinnig in haar keuze. Ze huwde een boerenzoon van de Uitermeerpolder bij Weesp. Een halve dag rijden met paard en wagen. Met haar keuze voor Pieter Kreuger koos ze voor een leven in de verlatenheid van het Naardermeer.

Als we over een pad door de weilanden naar de veendijk lopen ben ik gerustgesteld. Ze heeft in haar nieuwe omgeving veel van vroeger herkend. Groen, veel water, weidegrond. Ze was gewend om in de ochtend, de dauw in de klompen, de koeien bij elkaar te drijven en met de vingers stijf van de ochtendkou te beginnen met melken. Het zal op de boerderij bij het Naardermeer niet veel anders zijn geweest.

Langs de sloot is de wallenkant dankzij zorgvuldig beheer weer zoals in haar tijd. Er blijft, anders dan halverwege de twintigste eeuw, bij het onderhoud veel meer staan. De roze zwanenbloem is op het nippertje behouden. Witte schermbloemen, familie van het fluitenkruid, staan er. Rietsoorten. Kruiden.
Bij de molen wordt het beeld van m’n overgrootmoeder nog completer. Bij een steiger ligt een bootje, er staan melkbussen in. Ik zie d’r lopen met haar emmertje dat ze om de zo veel tijd even leegt.

IMG_8998

Het meisje de Vor werd geliefd in haar schoonfamilie. Volgens de overlevering was ze vrolijk, een goede boerin en huisvrouw. Pieter en zij waren gelukkig getrouwd. Ze stierf in het kraambed. Haar man, mijn overgrootvader, is nooit over haar dood heen gekomen. Mijn lieve oma Adriana (Jane) droeg er eveneens de sporen van.
In mijn boek Het Boschhuis schrijf ik over haar: “Die blik in haar ogen, die intrigerende mengeling van weemoed en vreugde. De blanke rimpelloze huid, de glimlach, haar gestalte. Haar moeder was in het kraambed gestorven, maar opgevoed door een tante had ze toch een gelukkige jeugd gehad.”

Mijn grootmoeder trok zich incidenteel terug op de ouderlijke boerderij die in de familie was gebleven. Weg van de zorgen van haar drukke gezin. Ze moet er vroeger hebben teruggevonden. En misschien ook iets van haar moeder, het meisje van het land van de veendijken.
“Een heel enkele keer werd het haar te veel. De hulp kreeg een waslijst met aanwijzingen en ze vertrok naar de boerderij aan het Naardermeer. Helpen in het huis, op het land of in de stal. Ze had maar even nodig of ze molk weer zoals vroeger. Daar, in de Uitermeerpolder, wist ze zich geborgen, voelde ze een troostende verbondenheid met haar zo jong gestorven moeder, aan wie ze slechts een vage herinnering had.”

Mijn oma