Een vis kun je niet zien schreien

Uit de ontevreden vis, tekening Jaap Pander, verhaal Godfried Bomans

Ze staan wat verstoft op de bovenste planken. Balancerend op een trapje kan ik er bij en haal mijn favorieten naar beneden. Jarenlang heb ik mijn oude kinderboeken niet in handen gehad. Er zit van alles tussen. W.G van de Hulst even buiten beschouwing gelaten. Die heb ik apart gezet. Voor de productie van die veel-schrijver alleen al heb ik een plank nodig. Ik zal daar later nog wel eens over berichten.

Wij, mijn zus en ik, lazen zelf en kregen van alles voorgelezen. Onze ouders waren voorlezers, en dan met name onze vader. Zoals hij dat ook deed met stukken uit de krant. Tot op hoge leeftijd bleef hij dat volhouden. “Wat kan ie toch schrijven!” En daar ging hij weer. Zijn columnisten: Scheepmaker, Blokker, Komrij. Zijn favoriete schrijvers: Karel en in mindere mate Gerard van het Reve, Hermans, Koolhaas. Crone, Carmiggelt. Dichters: Vasalis, de Vries, Slauerhoff, Kopland.

Bomans. Hij hield ook van Bomans. Laatst heb ik die verzameling grotendeels geschonken aan de bibliotheek die mijn nichtje is begonnen in haar dorp, waar de reguliere bibliotheek is wegbezuinigd. Wat anderen schreven over wat indirect Bomans dood is geworden liet ik staan. Ook zijn sprookjes heb ik gehouden.

 

Het werd een hel. Terwijl de andere deelnemer aan het experiment, Jan Wolkers, er juist volkomen in zijn element was, in zijn blootje langs de vloedlijn rende,de dag met gemak doorkwam met observaties en allerlei klussen zoals het liefdevol ontleden van een dode zeehond.

 

Dat verblijf op Rottumeroog had een waar gebeurd sprookje moeten worden. Maar werd een nachtmerrie. Voor Bomans draaide het uit op een keiharde confrontatie met een al lang overleden vader en met zichzelf. De krijsende meeuwen boven zijn tentje werden de spoken uit zijn jeugd. Klapperend tentzeil en zand vormden het decor van een verblijf waaraan hij al wat somber was begonnen. Het werd een hel. Terwijl de andere deelnemer aan het experiment, Jan Wolkers, er juist volkomen in zijn element was, in zijn blootje langs de vloedlijn rende, de dag met gemak doorkwam met observaties en allerlei klussen zoals het liefdevol ontleden van een dode zeehond.

 

Het binden van de schoven, het sorteren van de aardappelen, schapenscheren, melken, karnen. Spelen op het erf, vliegeren in het veld, gelukzalig pootje baden in de sloot.

het Boek van Piet van Dam

Tussen mijn kinderboeken zitten klassiekers. Boeken die onze ouders reeds lazen. Mijn absolute voorkeur had Het Boek van Piet van Dam. Van Ligthart en Scheepstra. Die van mij is een eerste druk. De stadse Piet gaat uit logeren bij zijn oom en tante en maakt spelenderwijs kennis met het boerenleven.

De tekeningen zijn van Jetses en maken het agrarische bestaan in de negentiende eeuw inzichtelijk. Het binden van de schoven, het sorteren van de aardappelen, schapenscheren, melken, karnen. Spelen op het erf, vliegeren in het veld, gelukzalig pootje baden in de sloot.

We lazen natuurlijk ook Annie M.G Schmidt. Kenden haar verzen uit ons hoofd. Van de Bibelebontseberg waar kinderen woonden die Bibelebontse pap aten. Gouden Boekjes verslond ik. Poes Pinkie was mijn lieveling en ooit wilde ik een zomerhuisje als de blokhut van De drie beertjes. Met een bed even bol en zacht als waarin Goudhaartje in een diepe slaap viel.

 

 

Uit De drie Beertjes. Gouden Boekje

In mijn boeken moesten dromen uitkomen. Dat gebeurde in ‘De geheime tuin”, ik heb het helaas niet meer. Achter een muur ontdekken kinderen een verwaarloosde vergeten tuin en maken het tot een paradijs. Hoe heerlijk en hoe onwaarschijnlijk.

 

Sprookjes. Bomans schreef ze. Voor volwassenen en voor kinderen. Ik denk dat het een concurrent moest worden van het Gouden Boekje. Ze lijken er sterk op. De Kleine Duwaerboekjes. Van de gelijknamige uitgeverij. Met een verzetsachtergrond. In 1953 verscheen in de serie een verhaal van Bomans. Ik heb “De ontevreden vis” lang niet gezien en word bij het lezen weer overvallen door de weemoed die me als kind ook beving.

Een klein meisje bezit een gummi vis “waar zij veel van hield”. Maar de vis houdt niet van het kleine meisje en wil de wijde wereld in.Hij droomt van blauwe rivieren en de grote groene zee. “Maar dat mocht niet. Hij was voor een rijksdaalder gekocht en dat stond ook op zijn buikje te lezen. Ook had hij een klein nikkelen gaatje, waardoor hij piep kon zeggen. Dat was alles. Hij was zeer, zéér ontevreden.”

 

Daar wordt hij als een zeldzame vis tentoongesteld. In een kom op een sokkel draait hij zijn rondjes, met een bordje er bij : “Niet spreken, niet spuwen en niet over de kom leunen.”

 

De zaterdagavond is zijn enige afleiding. Dan gaat hij in bad. Het wordt uiteindelijk – denkt hij – zijn redding.

Uit De ontevreden vis, illustratie Jaap PanderHij spoelt door, het riool in, de rivier op.
“Hij zag baarzen, snoeken, forellen en karpers, maar niemand bemoeide zich met hem en hij voelde zich eenzaam en verlaten.”
Geen van de andere vissen heeft immers een prijsje op zijn buik en kan piep zeggen.
Hij drijft de zee op en zinkt. Genegeerd door alles wat leeft in de zee wacht hij op z’n einde. Tot vissers hem vangen (in de lente, uiteraard) en hij in een museum belandt. Daar wordt hij als een zeldzame vis tentoongesteld. In een kom op een sokkel draait hij zijn rondjes, met een bordje er bij : “Niet spreken, niet spuwen en niet over de kom leunen.”

 

Uit de ontevreden vis, tekening Jaap Pander, verhaal Godfried BomansEn wie komt daar op een dag langs, aan de hand van haar vader? Het kleine meisje.

“En het kleine meisje nam de vis mee naar huis en ging terstond in bad.”
Daar zit ze tevreden in de badkuip, getekend door Jaap Pander. De vis heeft nog altijd dat prijsstickertje op z’n gummibuik.
“Hij dreef door het warme water en was zo gelukkig, dat de tranen over zijn gummi gezichtje stroomden. Maar dit werd niet gemerkt. Want in het water kun je een vis niet zien schreien.”