Het oranje van de ondergaande zon

We wandelen naar Marken, in misschien wel de laatste zomerse week van het jaar. Zeilen overal. Het water schittert en ik denk aan de winter.

Bij de vuurtoren blijven we zitten. Daar steken toeristen hun hoofd door een bord waardoor het lijkt of ze in klederdracht zijn. Als een strenge winter op zijn einde loopt en het IJsselmeer weer in beweging komt dan schuiven hier de ijsschotsen over elkaar. En vormen bergen. Soms zo hoog dat ze de vuurtoren bedreigen.

Vuurtoren Marken

We lopen door de weilanden naar de groene houten huizen. Even de haven zien. Met die hordes toeristen, waarover laatst werd geschreven. Een Chinees stel, een Israëlisch gezin, een paar Spanjaarden. Het is een tam seizoen geweest, zegt een verkoopster.

Marken

Over de dijk gaan we richting parkeerplaats. Met de zon in ons gezicht. De zeilen glijden naar de havens. Wat een zegen dat die Markerwaard er nooit kwam. Akkerbouw, een luchthaven, en dorpen. Hoe hadden ze die plaatsen willen noemen? Markerhuizen, Monnickenmeer, Volendijk?

Bij Marken

We passeren Broek in Waterland. Daar eet je de lekkerste pannenkoeken van Nederland. Weer even komt de winter boven. Met de druipende schaatsen onder de arm het overvolle restaurant in.  Die keer, na een tocht die in de ochtend begon. We gingen heel ver. Raakten de weg kwijt. Midden op een kanaal schaatste een vrouw. Het leek ons niet vertrouwd.

Later kwamen we haar tegen in een café. “Was dat niet eng?” Ze wees naar een touw om haar middel. Met aan de uiteinden een haak. “Kan ik me zelf zo uit een wak trekken.” We bewonderden haar, namen een teug van onze Berenburg en staken er gezellig nog één op. We boden haar ook een sigaretje aan. Maar zij rookte niet, wat toen nog vrij ongewoon, maar ook erg keurig was.

Aan een andere tafel zat Frans van Dusschoten die vriendelijk naar ons lachte. Als het vriest is iedereen aardig maar Van Dusschoten leek dat altijd te zijn. Toen we vertrokken wenste hij ons nog een goede reis. Sindsdien lachte ik om al zijn grappen als ik hem op de televisie zag.

Aan het water in het Twiske zien we de zon ondergaan. We klinken op een prachtige dag en eten van de Thai. Bootjes komen langs. Een fuut trekt een spoor in het oranje van de zon.
De aanstaande winter gaan we gewoon weer eens schaatsen.

Pauline Broekema