Bij de voetgangersoversteekplaats wacht hij op groen. Hij draagt een klein aquarium.
Als we over mogen, blijf ik staan. Hij komt op ons af en houdt de bak onder mijn neus. Er zwemt een groot uitgevallen goudvis in, maar dan een grauwe. “Ik ga hem terugbrengen”, hij knikt in de richting van de dierenwinkel op de hoek van de Graafseweg. “Een alleseter” stelt hij vast, alsof het een haai betreft. “Hij groeit maar door, vreet mijn hele aquarium leeg.”
Nu we elkaar toch spreken informeren we naar de rellen. Want die waren hier toch, jaren geleden? Oh ja, hij herinnert ze zich nog. “Vooral bij die brug. Dagenlang werd er gevochten. Met een waterkanon hebben ze er een einde aan gemaakt. Toen was het voorbij.” En daar gaat hij met zijn retour-vis.
De Bossche musea zijn de moeite waard. Maar vandaag willen we de markt zien en de gevels in de achterafstraten. We drinken koffie in het café van de boekwinkel. Daar is het druk. “En niet alleen vanwege de Kinderboekenweek” zegt de boekhandelaarster. Ze straalt: “het gaat hier gewoon ontzettend goed.”
De Sint Jan lijkt binnen op het verlengde van het plein. Als in de Middeleeuwen. Er lopen mensen met boodschappentassen, er wordt gepraat, gekeken, gemediteerd, gelezen, gelachen.
Bij het koor staat een gids. Een toerist wijst op een schildering. “Is dat Beertje Paddington?” vraagt hij in alle ernst. “Nee, “zegt de gids en geeft geen krimp “dat is het gelaat van Christus toen hij van het kruis werd gehaald.” Als we naar buiten lopen zijn ze nog in gesprek. De gids wijst naar een gebrandschilderd raam. De toerist kijkt geduldig mee. Ze hebben er nog zeker een dozijn te gaan.