De familie Oestreicher

 

Het is een kleine tentoonstelling. Niettemin indringend en beklemmend. Je kunt er als passant binnenlopen. In de bibliotheek van de Radboud Universiteit in Nijmegen.Dan je zie meteen het rood goud van de herfst in de bomen en op het gras rondom het universiteitsgebouw.
Ik bekeek de tentoonstelling na een dag in de bossen van Heumensoord. Sprak bij het opvangcentrum met vluchtelingen.
Misschien dat de expositie mij daarom extra raakte.

Heumensoord, herfst 2015

Heumensoord, herfst 2015

In vitrines liggen documenten van de bijzondere en begaafde familie Oestreicher. Aan de wand hangt prachtig werk van Helly (Helli) Oestreicher, een van de “Drilling”. Door een raam heb je zicht op de onlangs gerenoveerde studiezaal. Daar wordt in alle rust en harmonie gewerkt.

Studiezaal, Radboud Universiteit Nijmegen.

Studiezaal, Radboud Universiteit Nijmegen.

De expositie is samengesteld door prof. Paul Sars en Jorien Hollaars, in nauwe samenwerking met beeldend kunstenaar Helly Oestreicher. Gelijktijdig werd een site gelanceerd.

Sars, hoogleraar Duitse taal en cultuur, doet al geruime tijd onderzoek naar de familie Oestreicher. In de Duitstalige Joodse familie Oestreicher, die oorspronkelijk uit Bohemen komt, weerspiegelt zich volgens Sars de Europese geschiedenis van de 20ste eeuw.
Ondermeer de zogenaamde Drillingsberichte zijn onderwerp van zijn studie. Het zijn brieven van de arts Felix Oestreicher (1894-1945). In 1938 vlucht hij uit Karlsbad naar Nederland. Met zijn vrouw Gerda Laqueur, hun drie dochtertjes en zijn moeder Clara Laqueur-Kisch. Vanaf 1937 tot november 1943 schrijft Felix zijn familie en vrienden over Beate (1934) en de tweeling Helli en Maria (1936).

Expositie in de hal van de bibliotheek van de Radboud Universiteit

Expositie in de hal van de bibliotheek Radboud Universiteit

Sars noemt Felix als briefschrijver “een gevoelige waarnemer, met oog voor de karakters van de drie meisjes, die in feite afgesloten leven van de buitenwereld, geen scholen mogen bezoeken en amper met andere kinderen kunnen spelen, maar die niettemin van hun ouders een zogeheten Europese Duitse ‘Bildung’ ontvangen.”

Het gezin wordt op 1 november 1943 opgepakt en naar Westerbork afgevoerd. Alleen Helli ontkomt omdat ze ziek is. Het verzet slaagt er in haar te laten onderduiken.
Vanuit Westerbork wordt de familie Oestreicher naar Bergen Belsen gedeporteerd.

Op 9 april 1945, als de bevrijders naderen, wordt het gezin met vele honderden andere gevangenen per trein weggevoerd. De moeder van Felix is te zwak en blijft in Bergen Belsen achter waar zij overlijdt.
De reis, zonder doel, eindigt na twee weken. In Tröbitz worden de gevangenen door de Russen bevrijd. Vijfhonderdvijftig mensen zijn onderweg overleden.

Vader, moeder en de twee meisjes doorstaan de tocht maar zijn ernstig verzwakt. Men brengt ze onder bij een gezin inTröbitz.
Op 31 mei overlijdt Gerda en op 9 juni sterft Felix. Beiden bezwijken aan vlektyfus.

Dat zijn de kale, verschrikkelijke feiten.

IMG_1161

Ik ga door mijn boekenkast en lees verder over die laatste weken in die trein.
Onder de gevangenen zijn Jaap Meijer, zijn vrouw Liesje en hun zoon Ischa. Hun biografe Evelien Gans staat uitvoerig stil bij wat ook wel genoemd wordt “het verloren transport”.
Ze citeert uit het verslag dat Felix Oestreicher in de trein bijhield en uit de aantekeningen van Abel Herzberg en van Renate Laqueur, de zuster van Gerda Oestreicher-Laqueur.

Er heerst vlektyfus in de totaal vervuilde wagons, eten en drinken is er amper. Men zit op elkaar gepakt. Er wordt een tijd gereden, dan staat de trein weer dagenlang stil. Soms kunnen de gevangenen naar buiten om wat voedsel te “organiseren”.
Herzberg: “We haalden wat water in een schaaltje uit een beek of een pomp een eind verderop, we bouwden een oventje, we stookten een vuurtje, we kookten een maal. Soms een koolraap, soms een biet, soms wat aardappels, en als we niets meer vinden konden, de aardappelschillen, die een arbeider aan de weg of een soldaat had weggegooid.”

In de stinkende trein zijn de nachten het ergst. Herzberg: “Men sterft. Wij weten amper wie of waar. Men sterft aan ziekten, aan uitputting en aan een teveel aan gemeenschap.” Immers, schrijft hij, de mens heeft een kamer nodig of tenminste een tent of een hol waarin hij alleen kan zijn.
Iedere ochtend zijn er weer doden te betreuren.
“Bij dag zien wij de doden liggen op de overgang tussen de wagons te midden van drek en pannetjes eten, die staan te borrelen op een open vuur. Als de trein stilstaat worden zij begraven aan de kant van de spoorlijn. De doodgravers krijgen extra eten.”

Werk van Helly Oestreicher

Werk van Helly Oestreicher

Een andere gevangene is de jonge Fré de Paauw, ze doorstaat de vreselijke tocht en beschrijft die in augustus 1945 in een brief aan haar moeder. “Het doel was Theresienstadt, waar we vergast zouden worden; maar het is ze niet meer gelukt ons door het front heen te brengen.” Ze schrijft over de zwerftocht van dertien dagen: “…aldoor heen en weer sukkelend, steeds pauzes, wanneer de locomotief weg was of als er luchtgevaar dreigde; beschietingen, bombardementen, koken op een vuurtje van sprokkelhout tussen twee stenen, bedelend, handelend, plunderend; zieken en gezonden naast elkaar, doden en levenden eveneens.”

Na de bevrijding door de Russen, op 23 april 1945, brengt men de gevangenen onder in Tröbitz. Bij gezinnen of in een veldhospitaal. Onder de overlevenden is Leo de Wolff, de zoon van de econoom en politicus Sam de Wolff (Sneek, 1878- Amsterdam, 1960).
De Wolff sr. behoort in juli 1944 tot de groep van tweehonderd personen die vanuit Bergen Belsen via Constantinopel naar Haifa wordt gevoerd en uitgeruild tegen Duitse krijgsgevangenen. Zijn zoon moet in Bergen Belsen achterblijven. De nazi’s selecteren voor deze unieke uitruil alleen ouderen uit angst dat jongeren in Palestina zullen deelnemen aan gewapende acties.

In Bergen Belsen heeft de vader geen afscheid kunnen nemen van zijn zoon Leo. Als de groep geprivilegieerden vertrekt, schrijft de Wolff: “stijgt uit het kamp van alle kanten de afscheidsgroet op `Sjalom!’ ‘Sjalom’. Is het niet begrijpelijk dat ik mij inbeeld in dat koor ook de stem van mijn zoon te herkennen?”

Mirjam Bolle (geb. Levie) behoort tot dezelfde groep. Haar verloofde woont reeds in Palestina. Ze schrijft hem gedurende haar tijd in Westerbork en Bergen Belsen een dagboek in brieven. Dat houdt haar op de been. Die uitzonderlijke reis vermeldt ze ook. Via Oostenrijk, Hongarije, Joegoslavië.

Bulgarijë. “Vanochtend is op een of ander stationnetje, armelijk, wanordelijk en schilderachtig, een strijkje, net uit een revue, enorme snorren, één man in Duits uniform (waarschijnlijk gestolen) en blote voeten en anderen in de meeste onwaarschijnlijke uitrusting, ingestapt, zodat we nu met muziek reizen! Naar Polen sturen ze ons niet met muziek. Het contrast is navrant.
Dan Turkije en op 10 juli 1944: “Hama. Homs. Tripoli. Woestijnwind, tentendorpen, vochtige warmte, sneeuwgebergte. Beiroet, Middellandse Zee. Ras el Nakura (Rosh Hanikrah) Palestina!!!

Sam de Wolff komt uitgeput aan in Palestina, waar een Nederlands gezin hem weer “opkweekt”.
Hij leeft tussen hoop en vrees over het lot van zijn enige kind. Zijn vrouw verloor hij in 1943, ze is voor zijn deportatie, thuis, in Amsterdam gestorven.

Pas twee maanden na de bevrijding ontvangt De Wolff het verpletterende bericht. Kampgenoten schrijven hem dat Leo na de bevrijding in Tröbitz alsnog bezweek. Op 1 mei 1945, de dag dat zijn vader in Jeruzalem de viering van de Dag van de Arbeid bijwoont.
“Ik weet, dat ik de deur uitrende naar de buitenkant van Jeruzalem en ergens op een bank ging zitten. Hoe lang? Ik zou het niet kunnen zeggen.”

De vader had gedroomd met zijn zoon naar Israël te emigreren. En daar zijn laatste levensjaren te slijten. “Doelloos eindigde Leo’s leven. Maar niet onheroïsch, want velen zijner geredde kampgenoten hebben mij later verteld –en dan werden enkele mijner tranen toch gestort met een mengeling van leed en trots – hoe groots, heldhaftig en vol menslievende opoffering hij zich tot de laatste maanden voor zijn dood in het kamp had gedragen.” De Wolff keert in november 1945 terug naar Nederland.

In de zomer van 1945 worden Beate en Maria herenigd met hun zusje Helli.
Hun tante, de beroemde fotografe Maria Austria, heeft het eerste moment van hun hereniging vastgelegd. Die indrukwekkende foto staat op de website. Met foto’s van voor de oorlog. Zoals een zomers kiekje van de drie zusjes met hun vader en moeder. Hij is buiten genomen, op een mooie zonnige dag. De meisjes dragen witte strikken in het haar, ze zitten bij hun ouders op schoot.
Een foto om lang naar te kijken en de waanzin van oorlog en vervolging tot je te laten doordringen.

Tentoonstelling:
Universiteitsbibliotheek Radboud Universiteit (Erasmusplaan 36, eerste verdieping, foyer)
Website:
http://www.ru.nl/drillingsberichte/

Bronnen:

Mirjam Bolle, Ik zal je beschrijven hoe een dag er uitziet.
Evelien Gans, Jaap en Ischa Meijer, een joodse geschiedenis 1912-1956.
Abel J. Herzberg, Amor Fati.
Fré Melkman-de Paauw, Hoe het verder gaat, weet niemand.
Sam de Wolff, Voor het land van belofte, een terugblik op mijn leven.

Uit een gedicht van Felix Oestreicher

Uit een gedicht van Felix Oestreicher