Een koude neus halen als de rek er uit is.

Echtpaar ter Beek-Post in 1883

‘Een koude neus halen’. Ewoud Sanders schreef erover in de rubriek Woordhoek in NRC Next en de NRC, naar aanleiding van een interview van mij op de NOS-site.

De uitdrukking werd veel in Indië gebruikt. Zo schrijft Fred Lanzing in Indische Letteren: “In 1938 vertoefde ik met mijn ouders en zusje in december te Batoe om in de bergen ‘een koude neus te halen’.”

Johan Fabricius heeft het over de jaren voor de Eerste Wereldoorlog, toen “kon men niet zo maar in de auto stappen en ‘even een koude neus halen’ in de heerlijke bergen van Java.”

En E. Breton de Nijs (pseudoniem van Rob Nieuwenhuys) schrijft in Tempo Doeloe: “Tosari was aan het eind van de vorige eeuw en ook nog veel later een geliefd herstellings- en recreatie-oord. Het lag 6000 voet hoog tegen het Tengger-gebergte in Oost-Java. Men kon er onder een wollen deken slapen en bij een haardvuur zitten en in de letterlijke zin des woords een koude neus halen”.

In het interview vroeg ik de jonge verkoper Tom wat het is om autistisch te zijn. Hij gaf als voorbeeld dat hij uitdrukkingen niet begrijpt. Die neemt hij letterlijk. Ik legde hem er één voor. Een koude neus halen. Daar kon hij niks mee en hij is niet de enige, zo bleek uit het stuk van Sanders. De meeste mensen kennen alleen het halen van een frisse neus.

Vervolgens vroeg ik Tom wat je bedoelt als je zegt dat de rek eruit is. Die vraag en Toms antwoord daarop ontbraken in het filmpje op de site. Maar waren, anders dan Sanders in zijn stuk veronderstelde, wel genoteerd door de redacteur die het artikel schreef.

Overigens werd die eerste uitdrukking ook gebruikt als men op verlof ging naar “patria”. Dan reisde men naar Holland om daar voor een tijd een koude neus te halen. Mijn overgrootvader Frans Jan ter Beek was zo’n verlofganger. Hij keerde in 1883, na tien jaar op tabaksplantages in Deli, op Sumatra, terug naar zijn geboortedorp Muiderberg. Al koos hij zich daar een vrouw, de standvastige Jannetje Post, toch was het een niet in alle opzichten gelukkig weerzien. Ter Beek had slopende tropenjaren achter de rug. De tabakker vroeg zich af of hij wel de juiste keuze had gemaakt en niet gewoon in zijn dorp aan de Zuiderzee had moeten blijven waar de boeren sinds kort profiteerden van de toegenomen welvaart in Amsterdam.

In Het Boschhuis (Arbeiderspers, 2014) schrijf ik:
“In de spiegel met mahoniehouten lijst boven de schoorsteenmantel zag hij zichzelf staan. Vierendertig jaar, wallen onder de ogen, het dunnende haar al grijs bij de slapen. De zon die zijn gezicht een vale teint had gegeven, zijn doffe ogen. Hij was zwaarder geworden. Vroegoud, door de slopende combinatie van de hitte, slaaptekort, het afmattende werk, de spanning en de drank.
De paitjes. Als je niet dronk, dan leerde je het wel. Thuis waar de boy al klaar stond als je hem riep voor nog een borrel.
`Njong!’
Of je leerde als groentje, als baar, het slempen in de sociëteit. Op hari besar, om niet onder te doen voor de anderen. `Die baar kan nog eens zuipen!’ Je gaf rondje na rondje. `Schrijf maar op!’ Hoorde later van andere nieuwelingen die naar het kantoor van de Maatschappij moesten. Bedelen om een voorschot. Sommigen kwamen er nooit meer van af. Schuld op schuld; dan keerden ze terug naar Holland zonder het gedroomde kapitaal. Of ze gingen na zo’n avond drinken overmoedig achter de vrouwen aan en pakten dan net de verkeerde. Een van de serveersters van de sociëteit. De vrouw van een bediende. Stommelingen. Vaak werd het hun dood. Hij keek naar zijn spiegelbeeld. Hij was grauw. Je zag het vaker bij mannen die na jaren in de tropen in Nederland een koude neus kwamen halen. Niks gloed van de tropenzon, of de gezonde kleur die Hollandse boerenkerels op hun wangen hebben na de eerste dagen op het land. Vermoeid was hij, en dat was hem aan te zien.”

Volgens Sanders heeft de uitdrukking ‘een koude neus halen’ waarschijnlijk een noordelijke herkomst. Of dat zo is weet ik niet. Ik, een stadjer en het hoog Gronings niet machtig, heb een kenner gevraagd naar de vertaling. Die meldt dat ook een Groninger zegt: “even een vrizze neus hoalen”. Kort en krachtig, zoals in mijn land van herkomst gebruikelijk is.
E. Breton de Nijs, Tempo Doeloe (Querido, 1961).
Johan Fabricius, Hop, heisa, in regen en wind (Leopold, 1964).
Fred Lanzing, Indische Letteren, Feesten in Indië Van Sint Nicolaas tot Lebaran: een persoonlijke introductie. Jaargang 21 (2006).

Muiderberg, waar Frans Jan ter Beek een koude neus ging halen.

Muiderberg, waar Frans Jan ter Beek een koude neus ging halen.