De piloot die ontkwam

In de velden bij de abdij in Echt bloeien onwaarschijnlijk veel wilde bloemen. Paars, roze en verderop, voor de winkel waar de Abdij de befaamde producten van het land en uit de stal verkoopt, is het oogverblindend geel door een koolzaadveld. Een contrast met wat daar diep in de bodem ligt. De Stirling W7630 was enorm. Dertig meter lang, vleugels die zevenentwintig meter breed reikten. De cockpit op zeven meter boven de grond. Een toestel met acht bemanningsleden. Schutters op drie posities: een front gunner, een mid gunner en een rear gunner.

Toen ik me voorbereidde op het onderwerp dat we op 1 mei uitzonden werd ik overvallen door een fascinatie die ik eerder had. Bij het schrijven over de mannen die mijn oom Pieter ter Beek trof, toen hij met zijn verzetsgroep gecrashte piloten hielp. In Het Boschhuis schrijf ik:

Er zaten mannen tussen die opgelucht leken voor even zonder vlucht te zijn. Zoveel kameraden al hadden ze verloren. Een witte raaf, zo’n piloot met meer dan vijftig vluchten op zijn naam. Die veteranen, die geweldige, onverschrokken vliegers. Nog één vlucht en dan de dienst uit. Ze lagen begraven ergens in de buurt van Emden of Hamburg. Of dat groentje dat via de boordtelefoon, boven het Nauw van Calais, klokslag twaalf nog een happy birthday was toegezongen. Kreeg even later een schot door zijn kop van een Duitse jager. De kist hadden ze terug weten te vliegen, veilig geland. Maar voor die vent was het leven op z’n twintigste voorbij.

Een wereld op zich: de zenuwen van de piloten voor ze aan zo’n bombing raid begonnen. De vaste rituelen die veel mannen koesterden. Een laatste sigaret, de peuk uittrappen met de linkerschoen, de ergernis over het grondpersoneel dat nooit werd geconfronteerd met het gevaar dat wachtte, het turen in de nacht, de vrees voor het Duitse afweergeschut en de jagers.

Aan de Stirling in Echt zitten veel meer verhalen dan in een journaal-item passen. Toen het enorme toestel in het Limburgse dorp neerkwam was het bij Düsseldorf al beschoten door Duits afweergeschut en zwaar beschadigd geraakt. Bemanningslid Freberg sprong. Kwam veilig met zijn parachute neer. Wist aan de Duitsers te ontkomen. Zoals dat soms ging, ontmoette hij op zijn ontsnappingsroute een bemanningslid van een ander gecrasht toestel. http://www.419squadron.com/Ledford.html

Via de Komeetlijn opgezet door de Belgische verzetsvrouw Andree de Jongh keerde hij terug. In Engeland doorliep hij de gebruikelijke procedure van verhoren. Uitzonderlijk is het volgens Ivo de Jong van de Studiegroep Luchtoorlog 1939-1945 dat hij daarna weer mocht vliegen. Volgens De Jong hield de RAF gevluchte piloten liever aan de grond omdat ze, mochten ze weer gepakt worden, konden doorslaan en hun kennis van vluchtroutes prijsgeven. Freberg ging weer naar vijandelijk gebied. Daarvoor was hij nog bij zijn familie in Canada, vertelt Marleen Jennissen van de Stichting die zich inspant voor de berging van het toestel in Echt.

De bevrijding heeft hij niet gehaald. Het toestel met Philip Gustav Freberg verongelukte op 10 april 1943 in Luxemburg. Daar ook ligt die jonge Canadees uit Vancouver begraven. http://www.findagrave.com/cgi-bin/fg.cgi?page=gr&GRid=45003370