Villa Petumbah

(Het Tobameer, Sumatra)

Als zijn koets de gracht oprijdt dan schuiven zijn buren de ramen omhoog, steken hun hoofd naar buiten om te zien of het zonder schade zal lukken. Hun buurman Jacob Nienhuys is een buitenstaander. De baas van mijn overgrootvader is een nieuwe rijke. En daar hebben ze het niet zo op. Dat opzichtige vertoon van rijkdom. Een stadsvilla met uitzinnige gevelversieringen liet de planter neerzetten. Op een toplokatie aan de Herengracht. Ziet er uit als een mocca-taart van de beste banketbakker uit de Kalverstraat. Binnen al even overdadig bekleed en versierd. Wandschilderingen, gelambriseerde kamers, een majestueus glas in lood licht boven de hal en de imposante trappartij. Als bekroning van die demonstratie van nieuw geld is er een badkamer in Moorse stijl.

De architect heeft zijn best gedaan, alleen bij de ingang naar het koetshuis verrekende hij zich. De koetsier heeft telkens de grootste moeite het rijtuig zonder schade binnen te rijden.Nienhuys is tabakker, vergaarde zijn fortuin op de plantages in Deli, aan Sumatra’s Oostkust. Een uitstekende vakman, deze oprichter van de Deli Maatschappij, maar met weinig oog voor de positie van zijn personeel, de vrijwel rechteloos koelies. Mijn overgrootvader heeft hem gekend. In het Boschhuis beschrijf ik hun bezoek aan een pakhuis van de Delimaatschappij

Ze lieten hun vingers behoedzaam over de bladeren gaan, de hiërarchie van even daarvoor was verdwenen. Ondanks het leeftijdsverschil waren ze elkaars gelijken. Tabakkers onder elkaar. `Wat ik zie valt mij over het algemeen erg tegen,’ zei Nienhuys, gebaarde naar een knecht hem nogmaals bij te lichten en vroeg Ter Beek notities te maken. Ze gingen de tafels langs en Nienhuys dicteerde. `De K zijn wat rood en bont. De P zeer variabel bont en druk, B en L vaal bruin en smerig. D waterig en bont.’ Ter Beek knikte, legde zijn notitieboekje neer, boog voorover en rook aan een bundel. Het was verontrustend wat hier lag uitgestald. Veel blad voldeed eigenlijk niet aan hun kwaliteitseisen, was onder de maat. Iedereen wil ons dekblad hebben en wij produceren maar, dacht Frans Jan. We zijn minder kritisch dan vroeger.

Nienhuys was, ontdekte ik laatst, niet de enige tabaksplanter die zijn rijkdom zo extreem exposeerde. Zijn Zwitserse collega Karl Fürchtegott Grob, die ook in de board van de Deli Maatschappij zat, bouwde bij Zürich een landhuis in eenzelfde stijl. Villa Petumbah. In de sociëteit in Medan hebben de Zwitser en de Nederlander, onder het genot van een whisky kering, misschien gesproken over hoe ze later, “in patria”, van hun tabaksgeld zouden gaan wonen? Een schetsje gemaakt? Grob had trouwens veel meer grond tot zijn beschikking. Liet bij zijn Zwitserse tabakspaleis een tuin aanleggen die veel doet denken aan een Deliaans park. Daar waar Nienhuys het moest doen met een binnenstadstuintje.

(Bron: www.Zuerich.com)

Dat huis van Grob, uiterst kostbaar in onderhoud, bleef behouden en na zorgvuldige restauratie is het nu het hoofdkwartier van de Zwitserse nationale Monumentenzorg. Die wijdde een paar jaar geleden een fraai tijdschrift  aan het nieuwe onderkomen. Met aandacht voor Grob,  “ein schwerreicher Mann”. De tabaksbouw en de zware aanslag die het gewas doet op de grond. Het leven in Deli en de “miserabele” arbeidsomstandigheden waaronder de koelies leefden. “Duizenden stierven op de velden door uitputting en ziekte.”

Grob houdt het tien jaar in Deli uit. In 1893 overlijdt hij, veertien jaar na zijn terugkeer naar Zwitserland. Als erfenis laat hij zijn tabakspaleis achter. Nog groter dan dat van collega Nienhuys aan de Amsterdamse Herengracht.

De te smalle inrit naar het koetshuis is nu de toegang naar de kantoren van het NIOD. En naar hun onvolprezen studiezaal.

Tabakspaleis

Het onvolprezen instituut zit in een grachtenpand.

Een gevel bedolven onder een ratjetoe aan stijlen.

Een uitzinnig beschilderd trappenhuis.

Vertrekken met zware lambriseringen, rijk geornamenteerde deuren.

Pompeuze schouwen. Een badkamer in Moorse stijl.

Gebouwd van tabaksgeld.

Hier woonde Jacobus Nienhuys, oprichter van de Deli Maatschappij.

Eens de baas van Frans Jan ter Beek.

Nu zoek ik er naar sporen van zijn kleinzoon.

En vind die.

Op een keer moet ik even pauzeren.

Maak een wandeling langs het Amsterdamse water.

Drink koffie.

Op de terugweg naar het tabakspaleis is de verbijstering verdwenen.

Heeft plaats gemaakt voor lichte triomf.

Hij is de mannen, door eigen toedoen, tenminste bijgebleven.

 

(Uit: Het Boschhuis)

Kinderen ter beek

Links zit Pieter ter Beek, naast mijn moeder Joke, daarnaast Frans en Corrie.

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren