Bezieling en trots in Pekels Goud

Daar komen ze aan. Een beetje zenuwachting, anderen wat verlegen. Een enkeling toch nog bij moeder op de arm, hoofd tegen d’r schouder. Twijfelend, wel of niet mee doen aan de spelweek. Met hamers, slinger om de nek, die ze net hebben gekregen van de organisatie. Vrijwilligers die een hele week honderdtien kinderen bezig gaan houden. Ik weet het als moeder uit ervaring. Je was blij dat je ze aan het eind van de vakantie even kwijt was, hoe zeer je ze ook miste en hoopte dat ze het leuk hadden.

De redactie van Pekels Goud heeft het goed gezien: vooral ook filmen op de eerste dag van de spelweek, dan heb je zo mooi dat verwachtingsvolle. De camera gaat de gezichten langs: …kinderen filmen, en ze in beeld krijgen zoals ze zijn, dat is alleen de allerbesten toevertrouwd…Martijn Pot filmt ze, met hun nog natte gekamde haren, de wangen al rood van de opwinding, dat doet hij zo zorgvuldig misschien ook omdat ze hem doen denken aan die drie allerbelangrijkste, allerliefste meisjes van de wereld, thuis, in Stad.
De verslaggever van dienst doet het lastigste dat er is. Kinderen interviewen. En kijk, het lukt haar.
Kinderen voelen als je echt geïnteresseerd bent…Wat bouw je? Vraagt ze een jongen met blond krul haar..

Hij zegt: Een schuilkelder..nee, de verslaggever begint niet te lachen…ze vraagt waarom een schuilkelder?
“Nou, eh, als er een orkaan komt, bij de zee, dan is het wel handig…een schuilkelder.”
Boven Pekela is dit…want Pekela is niet alleen maar Oude en Nieuwe Pekela…Het is zo veel meer laat Pekels Goud zien. In, heel eigenwijs, eenentwintig filmpjes over de meest uiteenlopende onderwerpen.

Daar staat hij, de molenaar, door het raampje achter hem zie je de wieken voorbij komen. Zijn molen buiten en vooral ook binnen is als een schilderij van Rembrandt. Nee niet overdreven, want zo praat hij ook zelf over zijn vak. “Beetje kiek op de wind” moet je hebben zegt hij zo is dat al eeuwenlang.
Die dag maken ze spekkendikkenmeel. De redactie heeft hem gevraagd vooral even te wachten met het smeren van een onderdeel van dat vernuftige maal-mechanisme. Ze worden beloond met die prachtige zin: Waar doet hij dat nou mee? Vraagt de verslaggever: Reuzel, want reuzel is goud veur de smering en veur de handen.

In Pekels Goud zien we de dorpen, het land en vooral  de mensen.
Natuurlijk gaat er af en toe iets lelijk mis in Pekel.
Maar Pekels Goud laat vooral bezieling, inzet, trots, zorg, solidariteit en respect voor elkaar zien…
De ondernemers…de warme bakker die weer helemaal terug is. De timmerman die je een prachtige trap levert, handgemaakt. De mensen van de witgoed winkel…wat is het geheim van hun zaak?  “De mensen tevreden te kriegen…”

Een ander zegt (daar kan geen provinciale nota over toekomstperspectieven tegen op) “als er geen ondernemers meer zijn dan is het dorp weg…”
Winkelier en ondernemers. Martijn filmt hennep. Tot in de kleinste haarvaten van de bladeren zie je het, je kunt je niet voorstellen dat iemand dit fragiele, prachtige gewas oprookt.
In een hal wordt op monitoren het verwerkingsproces gevolgd. Er is overleg, er wordt gekeurd. “Ah mooi droog spul hè” wordt vastgesteld “mooie automobiel kwaliteit” zegt men bij de eindcontrole.
Ja, want, nooit geweten, de hennep uit Pekel wordt gebruikt door de internationale auto-industrie, om portieren te isoleren, en over een tijd, (dat weten ze in Holland nog niet) zijn alle huizen geïsoleerd met dekens van hennep uit Pekel.

Wat er uit de stoere klei komt is ook om te eten. Een ander bedrijf, allemaal familie van elkaar. De vader, in de zeventig, werkt ook nog mee.
Hij zegt het zo mooi…”wie bin alle doagen nog wat aan ’t knutteren hè?”
De bescheidenheid gevangen. Knutteren….Doe maar gewoon. Maar wel met een bedrijf waar enkele gezinnen van leven.
Een stabiele factor voor dorp en streek.
“We zijn Pekel nog nooit uit geweest.”
Zo wordt er geleefd.
En dat wordt door de buitenwereld niet altijd begrepen. En soms is dat ronduit kwetsend, maakt boos, maakt verdrietig, als het niet wordt begrepen.

Een samenleving… hoe laat je die goed draaien.
Iemand zegt in Pekels Goud:
Onderwies
Winkels
En goude sportvereins.

Je kunt het breder trekken: goede verenigingen in alle soorten en maten.
Die mensen helpen weer aan betaald werk te komen, die helpen als het minder gaat, met eten, de financiën, met de gezondheid, die helpen te schuilen: als je gevlucht bent voor vervolging, een oorlog…  vrijwilligers die hun kostbare uren besteden aan vergaderen, stukken lezen, discussiëren en dan van de bode hun kop koffie krijgen.

Pekelders die het verleden koesteren.
Toen het dorp afhankelijk was van het water.
Er rond de sluis winkels kwamen omdat daar de schipper en zijn vrouw hun boodschappen deden.
Een lap stof kopen bij de manufacturier, wat vlees bij de talloze slagers…bij de joodse slager Benjamin de Levie of bij zijn katholieke collega Adolf Lukken. Lukken zal als collega en vriend Benjamin de Levie in Westerbork gevangen zit nog bij hem langs gaan. Beiden komen in de oorlog om.
Geschiedenis, in Pekel altijd voelbaar
“De Familietrouw” vaart langs de historische gevels, doorsnijdt het kroos in het water. De 86 jarige schipperszoon herinnert zich hoe zijn moeder in de lijn liep, hoe ze, zelfs toen ze hoogzwanger was, het schip trok.
En nu ligt er iets prachtigs. Pekels Goud. Het kan wat mij betreft in kleinere vorm gewoon een vervolg krijgen. Hou die redactie maar. En ga geregeld bij mensen langs om in beeld of op schrift Pekela vast te leggen voor volgende generaties zodat wat de burgemeester al zei: de Pekela’s een van de best gedocumenteerde dorpen van de regio blijven.

Terug naar het begin. De Spelweek. De hutten zijn bijna klaar. De wanden zijn van pallethout. De daken van zeil. De verslaggeefster vraagt een jongen: “Wat heb je nodig om een leuke hut te bouwen?”
Hij hoeft er niet over na te denken. En geeft prompt het gouden antwoord.
En zegt: “Vrienden.”

Zo bouw je met vrienden en in trots. Want trots mag Pekel zijn. Als ik voortaan op een parkeerterrein een dikke BMW aan zie komen
dan wacht ik tot de bestuurder is uitgestapt.
En als het portier dichtgaat dan hoor ik geen venijnige klap maar een hele bescheiden sjieke doffe “Plok”.

Dan denk ik: zie je wel…hoor je wel!
Pekel!
Pekels Goud…

 

Bewaren

Bewaren