De tekst van mijn Preek van de Leek, uitgesproken op zondag 30 oktober 2016 in de Remonstrantse Kerk in Bussum. De Koningspreek is een activiteit in het kader van de Koningskamer van de Remonstranten Naarden-Bussum aan de Koningslaan 2b in Bussum.
Aan het water van de Weesperzijde
Buiten schittert de Amstel, meeuwen krijsen, de overbuurvrouw, van de woonboot strooit wat brood. Amsterdam, de Weesperzijde. Fietsers komen voorbij, dat kenmerkende gerinkel van de ketting van het hangslot, tegen het frame. Vanaf nu zijn deze geluiden verbonden met een periode die ik deze dag afsluit, waar ik bij stilsta en die ik herdenk. Het is november 1994.
“Laat me maar even alleen” heb ik gevraagd.
Beneden staat de verhuisauto. Ik ga het appartement door.
Hier, voor het raam stond de bank. Daar zat ik, vers terug uit het ziekenhuis, met in mijn armen de pasgeboren tweeling, een jongen en een meisje, een koningswens. Hun broertje, nog geen twee jaar, maakt kennis met ze, kijkt me vanonder zijn pony verwijtend aan, alsof hij wil zeggen: die blijven hier toch niet?
Daar, de serre, met uitzicht, richting Amsterdam-Oost. Mijn moeder aan het ontbijt. De laatste keer dat ze in ons huis logeerde.
De slaapkamer.
Ik denk terug aan die vroege avond in 1992, 4 oktober, ik ben even gaan liggen, verwacht ons eerste kind.
Ineens, heel bizar, hoor ik over de Wibautstraat , uit het niets, een, klinkt het, onafzienbare rij hulpdiensten trekken. Een kakofonie van sirenes.
Ik bel een cameraman. Hij klinkt uitzonderlijk gehaast, lijkt buiten adem.
“Ergens, bij Diemen is een jumbo neergestort” roept hij en hangt op.
Door me in de rij blauwe lichten te mengen, achter een brandweerwagen aan, kom ik in de Bijlmer. Met de beschermende afstandelijkheid een zwangere eigen, zie ik wat ik nooit eerder heb gezien. Een inferno. Rook kerosine en heel licht, een parfum: een deel van de lading, zo blijkt later. Flats…verwoest…waar zijn de mensen?
En zo herdenk ik in ons lege appartement wat was.
Verdriet en veel vreugde.
Markeer op die manier een verhuizing van Amsterdam naar het Gooi.
Zo sta ik stil bij het leven dat was, en bij wat komt, heb het gevoel dat ik door kan.
Ik ben d’r één van herdenken.
De vriendin van de wekelijkse zondagse twee uur badminton. Zoals ze in de sporthal aan de kant zat. Verlangend naar de vakantie in Vietnam, ze was er zo aan toe, zei ze, zo moe en lusteloos als ze zich de laatste tijd voelde.
De week daarop was ze er al niet meer.
We herdenken haar nog geregeld.
Zoals ze meestal iets later binnenkwam, in wisselende kleurige sport outfits, en dan dreigde, ons, haar medespelers, alle hoeken van de zaal te laten zien.
Ik ben van behouden, van niet alles slopen.
Laat, denk ik, als een van de weinigen in het Gooi de grindtegels op de oprit voor wat ze zijn.
Ja, natuurlijk ook uit zuinigheid.
Maar helemaal nadat ik laatst las wie ze uitvond. Vanwege het vroeg naoorlogse gebrek aan de gebruikelijke tegels.
Die tuinarchitecte uit Dedemsvaart, vormgever van de wederopbouwwijken, geëmancipeerd, die toen ze op haar vierennegentigste haar einde voelde naderen dat betreurde omdat ze nog veel plannen had.
Ten volle je talenten benutten.
Herdenken is je mensen tot voorbeeld stellen.
Zo, probeer ik om te gaan met de wereld.
Met wat ik meemaak in mijn werk. Dat mij geregeld confronteert met hoe hard, hoe onrechtvaardig het leven soms kan zijn.
Een rechtszaak: Het pubermeisje, slachtoffer van een digitale kinderlokker, in haar verklaring voor de rechtbank:
“Ik ben zo boos op hem, ik ben zo boos op mezelf dat ik zo stom kon zijn en twee jaar van mijn leven verspeelde.”
De doodzieke man die ik interview, die zijn hoop vestigde op iemand die zich alternatief genezer noemde.
Het echtpaar dat ik ontmoet voor een reportage in Groningen, ze dachten aan hun huis een oudedagsvoorziening te hebben maar blijven zitten met een onverkoopbare woning, de muren gescheurd door aardbevingen omdat wij besloten de gaskraan nog verder open te draaien.
Het werk confronteert me met alle vormen van herdenken.
De massale bijeenkomsten, tot in de kleinste details geregisseerd.
De stille tochten. Het klinkt hard, maar ze zijn zo’n automatisme geworden dat ik er soms moeite mee heb.
Klein, ingetogen, maar juist daarom zo indrukwekkend was wat ik meemaakte die december nacht vijf jaar geleden.
Een aanvaring tussen twee vrachtschepen op de Noordzee. Na uren zoeken legt de reddingboot, met brullende motoren aan, in het haventje.
In het schijnsel van het deklicht staan vier redders in overlevingspakken geschaard rond een oranje bodybag.
Het hoofd gebogen. Daarna tillen ze gevieren het lichaam op de baar van de begrafenisondernemer.
Bekaf, de blik leeg, lopen ze naar het reddingstation. Het is ze niet gelukt te doen waar ze voor zijn uitgevaren. Dat hebben ze herdacht, bij het lichaam van de zeeman die zo zojuist aan land brachten.
Soms kan herdenken te diep gaan, te veel pijn doen, te veel overhoop halen. Dan gaat er een deken over de herinnering.
Mijn overgrootmoeder bleef voor altijd in de rouw na de dood van haar man. Zij die haar hebben gekend vertellen over de in het zwart geklede vrouw, dat ze nooit over hem sprak, over hun tijd in Indië, over de dood van haar dochter, van haar twee kleinkinderen. Hoe vaak ben ik dat in mijn werk en in de research voor mijn boeken niet tegengekomen? Er werd gezwegen…dus er werd niet herdacht.
Mijn moeder leerde mij herdenken maar kon het zelf, naarmate de tijd vorderde, steeds minder goed.
Eén keer was ik met haar op De Dam, bij de nationale dodenherdenking. Een klein meisje met in haar hand een bosje fresia’s. Om haar broer, mijn oom, de gefusilleerde verzetsman te herdenken. Hij hield van fresia’s zei ze. Wat ik gek vond voor zo’n stoere verzetsstrijder.
Voor mij is herdenken moed vatten.
Als de realiteit van alledag me bevangt en die realiteit me soms te machtig wordt. De zoon die zich in zo’n telefoongesprek dat je met je kind kan hebben, terloops afvraagt hoe het moet met het klimaat, zegt: ‘we moeten echt veel sneller handelen’.
Herdenken is dan denken aan de voortrekkers, die moed hadden te waarschuwen en er uiteindelijk in slaagden een koers te wijzigen.
Herdenken kan op nieuwe podia.
Hoe mooi dat zo iets prozaïsch en in feite commercieels: Vaderdag en Moederdag, op Facebook zijn uitgegroeid tot momenten waarop vrienden met elkaar herinneringen aan hun ouders delen.
Bij andere gebeurtenissen is Facebook eveneens een plaats van herdenken geworden. Wordt op Facebook het verdriet gedeeld over de vroeg overleden broer. En het pasgeboren kindje dat hij altijd deel van het gezin zal uitmaken en daarmee in de herinnering blijven.
Een vriend van me schreef maandag 10 oktober 2016 op Facebook wat hij in Groningen voelde en zag:
“Een zo leeg gevoel was dat: het Lopende Diep afgezet met plastic linten, niemand daar behalve die jongen en zijn bergers. Zulke beelden knijpen je hart dicht.”
Herdenken… kan in woorden zitten.
De woorden die, als ik, meisje, de arm ingehaakt in die van vader of moeder, hoorde, als ik in de kerkbank zat.
Wat werd gezongen. Wat werd gezegd. Wat mijn wat mijn ouders hoorden. Mijn grootouders,
Lucas 24.
Die -wat in feite is- een oproep vreemdelingen gastvrijheid te verlenen.
Zoals die in de Statenvertaling klinkt:
En zij dwongen Hem, zeggende: Blijf met ons; want het is bij den avond, en de dag is gedaald. En Hij ging in, om met hen te blijven.
En in de taal van nu.
‘Blijf bij ons, want het is bijna avond, en de dag loopt ten einde.’ Hij ging mee het dorp in en bleef bij hen.
Of de woorden van het Onze Vader…
Voor mij zijn het woorden waarvan ik weet dat mijn ouders, mijn grootouders er kracht aan ontleenden.
Achter het gebed zit in een wereld die mij lief is, waarin ik ben geworteld, die mij nog altijd inspireert.
Dat je er moet zijn voor anderen.
Onbaatzuchtig.
Die vriendin van mijn moeder…ze kenden elkaar “van de kerk”… ze schrijft me traditiegetrouw met mijn verjaardag. Soms met een detail over mijn moeder dat ik niet kende.
Wat een prachtig verjaardagscadeau.
Haar steun destijds: iedere week ging ze met mijn moeder zwemmen, samen baantjes trekken, het water hoorde voor mijn moeder toen tot het weinige dat nog vertrouwd voelde.
Een wereld van ‘er zijn voor de ander’.
Van vrijwilligerswerk, ècht vrijwilligerswerk. Voor de kerk…, ook op avonden dat het heel plezierig zou zijn om thuis op de bank te zitten in plaats van te vergaderen over financiën, zorgen om het onderhoud en zo meer.
Het Onze Vader…
Al heeft het gebed voor mij op veel punten een andere lading gekregen. Is de Hemel, uit het Onze Vader, niet meer de plek die ik mij voorstelde toen ik het gebed leerde. Toch zijn het woorden die ik, al heb ik mij uitgeschreven als lidmaat van een kerk, toch zijn het woorden die ik eeuwig in mijn hart houd.
Verlos ons van den boze. Het leed om onrecht in de wereld in twee woorden samengevat.
De boze.
Die jongen van die fresia’s, zijn verzet begon heel onschuldig met suiker die hij in de benzinetanks strooide van Duitse voertuigen. Uiteindelijk ging hij over tot gewapend verzet. Droeg een pistool. Mijn grootvader, pacifist, worstelde daarmee. In zijn zakbijbel vond ik in dun potlood geschreven aantekeningen waaruit die worsteling blijkt.
Vijfenzeventig jaar geleden kwam hier als eerste predikant Herman Heering. Wat lijkt zijn geschiedenis op die van mijn familie, van moederskant. Hij groeide op, zo zou hij zeggen, met de illusies van het begin van het interbellum. Die werden verstoord met de komst van de eerste vluchtelingen uit Duitsland. Bij de familie Heering werden ze opgevangen, zoals mijn grootouders vluchtelingen opvingen.
Het christelijk anti-militarisme dat wreed werd verstoord. In een interview met Trouw uit 1997 schetst hij hoe de macht van het kwaad voor hem door de oorlog een centrale vraag is geworden en gebleven. Heering vertelt: “Mijn vader placht te zeggen: het is niet erg te lijden omwille van Zijn naam..”
Heering hoorde de Haagse remonstrantse predikant Kleyn zich na de oorlog afvragen waarom de Nieuwe Kerk niet als schuilplaats voor de joden had gediend. “Waarom zijn we als predikanten en pastoors niet allemaal in toga vóór de deur gaan staan?’’ had hij gezegd. Heering: “Dàt hadden de kerken moeten doen. En als die geweldloze manier niet had geholpen, hadden we desnoods geweld moeten gebruiken. De ervaringen in de oorlog vervullen me van een diepe existentiële schuld.”
Herman Heering, de eerste predikant van deze gemeente.
Hij kende het joodse gezin Wolffers. In het interview vertelt hij kort over hen. Ik heb iets meer over hen gevonden. Jonge mensen met twee jonge kinderen. Ze woonden aan de Lambertus Hortensiuslaan 30 in Naarden. Daar waar nu een kinderdagverblijf is. Op Joods Monument is een lijst te vinden met wat er in hun woning stond. En ongetwijfeld na registratie werd weggehaald, werd geroofd. Een beeldje, een schilderij, meubels, bladmuziek, een pianokruk.
Lion Wolffers was pianist in het hotel de Hooge Vuursche in Baarn. Getrouwd met Branca Rooselaar.
Ouders van Rosita (Sita) en Anita (Annie). Wij noemen hun namen..
Ze werden “weggehaald”, kwamen in Vught terecht. De ouders werden vandaar doorgevoerd naar Westerbork. De meisjes bleven achter. Heering vertelt hoe hij later een briefje in handen kreeg gespeeld dat was geschreven op een stukje w.c. papier. Het was uit de trein was gegooid. Annie, elf jaar, schrijft `we worden weggevoerd, pappa en mamma zijn hier al niet meer. Ik ben zo bang.’
En Sita, vijftien jaar, schrijft: `ik heb elke avond tot God gebeden en Hij helpt niet.’
De trein reed naar Westerbork en daar zijn de meisjes Wolffers uit Naarden met hun ouders herenigd. Op 11 juni 1943 zijn ze in Sobibor vermoord.
Herdenken moet. Om herhaling te voorkomen. Herdenken kan ook licht zijn….in blijdschap. Toen ik laatst in dit dorp de route liep van weleer…Langs wat toen nog een garage was, de irritatie hervoelde om de auto’s op de stoep waardoor ik er met de tweelingwagen, en een jongetje aan de hand, niet langs kon. De imposante hoge bomen van deze laan zag. Toen ik hier het grindpad opging, om alvast de sfeer van de kerk `te proeven’. Het zijpad ook even opliep…, naar achteren, naar het houten speelzaaltje waar zij begonnen te leren op eigen benen te staan. Toen zag ik me weer, met onze kinderen. Toen herdacht ik…het Gooi…waar wij nu al weer tweeëntwintig jaar wonen.
Soms in moeilijke tijden, maar veel vaker in gelukkige. En ik wist het weer. Hoe goed het is stil te staan bij wat was en is.
Waardoor blijkt dat je het leven -hoe zwaar soms- mag koesteren, er voorzichtig mee om moet gaan.
En vooral: er dankbaar voor mag zijn.
Pauline Broekema, oktober 2016
Foto: Weesperzijde, eind jaren tachtig, foto: paulinebroekema